2.1.3 Onroerendezaakbelasting (OZB)

Onder de naam onroerendezaakbelasting wordt een belasting geheven van diegene die op 1 januari gebruik maakt en/of in het bezit is van een pand. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • de gebruikersbelasting, die wordt opgelegd aan degene die een onroerende zaak, niet zijnde een woning, gebruikt;
  • de eigenarenbelasting, die wordt opgelegd aan de zakelijk gerechtigde (meestal de eigenaar) van een onroerende zaak.

Via het raadsbesluit van 15 december 2016 over de oprichting van de Economische Koepel Halderberge (EKH) heeft uw raad besloten om vanaf 2017 het tarief voor de OZB voor niet-woningen extra te verhogen als dekking voor de helft van de uitgaven van de EKH (120.000). Voor 2017 is het tarief in eerste instantie verhoogd met 2,5% en voor de jaren daarna met 5%. Deze opslag is gehandhaafd tot en met 2022. Op 7 oktober 2021 heeft uw raad door middel van het besluit over de economische visie besloten om de uitgaven van de EKH op een andere wijze te gaan dekken. De extra opbrengst van 120.000 uit de OZB voor niet-woningen vervalt daarom vanaf 2023. Dit is verwerkt in de voorlopige tarieven.

In het collegewerkprogramma is opgenomen dat de gemeente Halderberge de ambitie heeft om voor wat betreft de lastendruk één van de goedkoopste gemeenten in de regio kan te blijven. Gezien de uitgangspunten voor de rioolheffing en de afvalstoffenheffing dat die 100% kostendekkend moeten zijn, kan daar alleen door beperking van de tarieven voor de onroerendezaakbelasting sturing aan worden gegeven. Zie de lastendruk verder op deze paragraaf voor een vergelijking met de regiogemeenten.

Bij de raming van de OZB opbrengsten voor 2023 zijn de volgende uitgangspunten aangehouden:

  • voor de waarde van de woningen en niet-woningen is uitgegaan van de waardepeildatum 1 januari 2022;
  • uit oogpunt van voorzichtigheid is er beperkt rekening gehouden met areaalontwikkeling;
  • er is tariefdifferentiatie toegepast tussen woningen en niet-woningen om de lastendruk evenwichtiger te verdelen;
  • om de stijging van de lastendruk voor huishoudens te beperken, is het tarief voor woningen niet geïndexeerd met het inflatiepercentage van 4%, maar juist verlaagd met 1%;
  • de tarieven voor 2023 voor niet-woningen zijn in eerste instantie geïndexeerd met het voorgestelde inflatiepercentage ad 4% en daarna gecorrigeerd voor de sinds 2017 aangebrachte opslag voor de uitgaven van de Economische Koepel Halderberge. Om 120.000 te corrigeren is het tarief verlaagd met 3,3%, zodat de stijging van de tarieven beperkt blijft tot 0,7%;
  • de indexering van de tarieven wordt bij het opstellen van de verordening voor de onroerendezaakbelasting gecorrigeerd voor de verwachte waardeontwikkeling.

Hieronder treft u de voorlopige tarieven voor 2023 aan. Bij het opstellen van de verordening op de heffing en invordering van de onroerendezaakbelasting voor 2023 zal het tarief nog worden aangepast met de op dat moment bekende gemiddelde waardeontwikkeling van resp. woningen en niet-woningen. Bij een waardestijging zal het tarief dalen, bij een waardedaling zal het tarief stijgen. In onderstaande tabel is nog geen waardeontwikkeling meegenomen.

Met inachtneming van het voorgaande zijn de voorlopige tarieven momenteel als volgt:

OZB

2022

2023

Verschil

OZB woningen eigenaar

0,0977%

0,0967%

-1,0%

OZB niet-woningen gebruik

0,2156%

0,2171%

0,7%

OZB niet-woningen eigenaar

0,2413%

0,2430%

0,7%

Opbrengsten OZB in 2023

De verwachte OZB opbrengst bedraagt ca. 7.706.000. Een toename van het aantal woningen en/of niet-woningen (volume-ontwikkeling) leidt tot een toename van de OZB-opbrengsten, maar tegelijkertijd ook tot een afname van de algemene uitkering (via de inkomstenmaatstaven). Een toename van de waarde (prijsstijging) leidt niet tot een toename van de OZB-opbrengsten, omdat waardestijgingen gecompenseerd worden door een neerwaarts bijgesteld OZB-tarief (en vice versa).

Top