Het doel van de paragraaf weerstandsvermogen is inzicht te geven in de ontwikkelingen die van invloed zijn op de financiële positie van de gemeente Halderberge. Het weerstandsvermogen is een indicator voor de financiële gezondheid van een gemeente en is te definiëren als de mate waarin de gemeente in staat is onverwachte tegenvallers c.q. risico’s op te vangen teneinde zijn taken voort te kunnen blijven zetten.

Voor het weerstandsvermogen zijn de aanwezige weerstandscapaciteit en de risico’s van belang. De weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen en de mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om niet begrote kosten, die onverwachts en substantieel zijn, te dekken zonder dat de begroting en het beleid aangepast hoeven te worden. De relevante risico’s voor het weerstandsvermogen zijn die risico’s die niet anderszins zijn te ondervangen. Het gaat hier uitsluitend om risico’s die (nog) niet voldoende hard en kwantificeerbaar zijn en waarvoor dus nog geen voorzieningen zijn getroffen of verzekeringen zijn afgesloten. Het weerstandsvermogen wordt ook wel weergegeven als de verhouding tussen de benodigde weerstandscapaciteit (risicobedrag) en de beschikbare weerstandscapaciteit. In het vervolg van deze paragraaf worden de weerstandscapaciteit en de risico’s binnen de gemeente Halderberge nader uitgewerkt en toegelicht.

Definitie

Niet ieder risico is relevant of kan ten laste van de weerstandscapaciteit worden gebracht. Belangrijk is een goede afbakening. Onder een risico wordt verstaan de kans op het optreden van een gebeurtenis door interne en/of externe omstandigheden met een bepaald financieel gevolg.

Voorkennis

Om risico’s goed te kunnen relateren aan de weerstandscapaciteit worden de risico’s in kwantitatieve grootheden benoemd. Wanneer kwantificering van kans en effect (in bandbreedtes) niet mogelijk is, omdat de voorkennis ontbreekt, is er sprake van volstrekte onzekerheid en niet van een risico.

Ondergrens

Risico’s relevant voor de weerstandscapaciteit dienen van materiële betekenis te zijn voor het balanstotaal of de financiële positie. Er wordt gerekend met een ondergrens van 50.000 als minimale tegenvaller. Risico’s waarvan het maximale risico lager dan 50.000 wordt geschat, achten we object van reguliere bedrijfsvoering. Deze risico’s dienen in principe binnen de exploitatie te worden opgevangen.

Overige uitsluitingen

Uitgesloten is een aantal risico’s dat samenhangt met de reguliere exploitatie en die met een grote mate van zekerheid periodiek terugkeren. Deze reguliere risico’s, die overigens meestal vrij goed meetbaar zijn, dienen via de jaarcyclus te worden ingekaderd in bestaand beleid. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het risico van schade aan eigendommen, waarbij overigens ook achterstallig onderhoud een rol kan spelen. Gekozen wordt om waar mogelijk deze risico’s te verzekeren of via een voorziening af te dekken.

Begrotingstechnische risico’s mogen evenmin leiden tot een beroep op de weerstandscapaciteit, omdat ze beheersbaar zijn door een goede planning & control. Dat geldt ook voor de niet in geld uit te drukken risico’s van bijvoorbeeld vertraging in processen of het niet realiseren van beleidsdoelstellingen.

Uitgangspunten berekening

Bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit zijn de volgende uitgangpunten gehanteerd.

  1. Opgenomen zijn risico’s die, op relatief eenvoudige wijze, financieel zijn te vertalen.
  2. Elke risico wordt berekend aan de hand van de volgende parameters:
    • kans van optreden (bandbreedte 10% - 90%).
    • minimaal financieel gevolg, verwacht financieel gevolg en maximaal financieel gevolg als het risico zich voordoet.
  3. Bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit is ermee rekening gehouden dat niet alle risico’s zich tegelijkertijd zullen voordoen. De benodigde weerstandscapaciteit bedraagt 95% van het totaal aan berekende risicobedragen.
  4. De gemeente krijgt voor structurele risico’s vier jaar de tijd om de financiële gevolgen van deze risico’s, fasegewijs, in de begroting/meerjarenraming op te nemen. Dit uitgangpunt vertaalt zich in een vermenigvuldigingsfactor van 2,5 voor structurele risico’s (jaar 1: 100%, jaar 2: 75%, jaar 3: 50%, jaar 4: 25%; totaal 250%).
Top