In de Zomernota 2019 zijn, naast een financiële doorkijk voor de komende jaren, ook de uitgangspunten voor de Begroting 2020 vastgesteld. Hieronder worden de belangrijkste uitgangspunten genoemd die zijn gehanteerd bij de opstelling van de Begroting 2020 - 2023.

Voor een verdere toelichting over de andere uitgangspunten wordt verwezen naar de Zomernota 2019.

Algemeen
  • De meerjarenbegroting 2020 - 2023 wordt opgesteld overeenkomstig het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV), de Financiële verordening Halderberge 2017, het Gemeenschappelijk Financieel Toezichtkader (GTK) van de provincie Noord-Brabant en de begrotingscirculaire 2019 van de provincie Noord-Brabant van 26 april 2019.
  • Bij de opstelling van de Begroting 2020 worden de begrotingswijzigingen betreffende het jaar 2019 tot en met de raad van 4 juli 2019 meegenomen.
  • In de Begroting 2020 wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met autonome ontwikkelingen, zoals het (verwachte) aantal inwoners, woonruimten, uitkeringsgerechtigden, bouwvergunningen, e.d. Verder wordt er zoveel mogelijk rekening gehouden met (opgelegd) rijksbeleid. In principe worden autonome ontwikkelingen door het rijk gecompenseerd middels de algemene uitkering uit het Gemeentefonds. Het kan echter zo zijn, dat het rijk uit bezuinigingsoverwegingen besluit tot geen of een gedeeltelijke compensatie.
  • De ramingen van de uitkeringen uit het Gemeentefonds zijn gebaseerd op de uitkomsten van de mei- en septembercirculaire 2019 en de laatste specificaties van de algemene uitkering.
  • Bij de berekening van de algemene uitkering is rekening gehouden met de (verwachte) areaalontwikkeling van de WOZ-capaciteit en de verwachte ontwikkeling van de aantallen eenheden zoals woonruimten, inwoners en bijstandsgerechtigden.
Indexering
  • In de Zomernota 2019 is voor de jaren 2020 - 2022 uitgegaan van 2% inflatie. Deze inflatie is structureel in de meerjarenraming opgenomen. De huidige inflatieverwachting bedraagt voor 2019 2,6% en voor 2020 1,3% (CPB, Augustusraming 2020, concept Macro Economische Verkenning 2020, inflatie, geharmoniseerde consumentenprijsindex). Gezien de verwachte inflatiecijfers is het inflatiepercentage in de (meerjaren)begroting 2020 - 2023 verlaagd naar 1,5% per jaar.
  • Voor de ontwikkeling van de salarissen wordt, naast de periodieke verhogingen, rekening gehouden met de loonstijgingen als gevolg van de vastgestelde cao 2019 - 2020. In de Zomernota werd voorgesteld om voor de jaren 2021 en verder een loonstijging van 2% per jaar in de meerjarenraming op te nemen, gelijk aan het inflatiepercentage. Als gevolg van de aanpassing van het inflatiepercentage naar 1,5%, is in de begroting voor de jaren 2021 ook een loonstijging van 1,5% per jaar opgenomen.
  • Voor de verbonden partijen wordt de bijdrage opgenomen zoals deze in de begroting 2020 van de betreffende verbonden partij is vastgesteld.
  • De totale kosten van de professionele instellingen (zoals de bibliotheek) hebben een gemengd karakter. Deze verhouding is in zijn algemeenheid ongeveer 30% materialen en diensten en 70% lonen. Voorgesteld wordt voor de subsidies aan professionele instellingen voor de meerjarenbegroting 2020 – 2023 een indexering van 1,5% te hanteren, gelijk aan het inflatiepercentage.
  • Voor de overige subsidies is in de meerjarenbegroting 2020 – 2023 geen indexering toegepast.
  • De inkomstenbudgetten stijgen eveneens met het inflatiepercentage van 1,5% per jaar.
Rentebeleid
  • Het gehanteerde rentebeleid is opgenomen in de financiële verordening.
  • Er wordt geen rente berekend over de eigen financieringsmiddelen.
  • Rentekosten worden verzameld op het taakveld Treasury en via dit taakveld toegerekend aan de overige taakvelden.
  • Voor de toerekening van de rente aan de investeringen wordt een renteomslag opgesteld. De werkelijke rentekosten worden hierin afgezet tegen de boekwaarden van de activa en de voorraden en monden uit in een gemiddeld rentepercentage. Dit rentepercentage, dat wordt afgerond op een veelvoud van een half procent, wordt bij het opstellen van de Begroting 2020 berekend. De rente wordt toegerekend aan het taakveld waarvoor het activum is aangeschaft.
  • Indien sprake is van projectfinanciering wordt de rente rechtstreeks toegerekend aan het betreffende activum. Momenteel is dit alleen het geval bij de financiering van het gemeentehuis aan de Parklaan te Oudenbosch.
  • De toe te rekenen rente aan de grondexploitaties is gebaseerd op de daadwerkelijk te betalen rente. Het over het vreemd vermogen te hanteren rentepercentage wordt bepaald op grond van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de leningenportefeuille van de gemeente naar de verhouding vreemd vermogen / totaal vermogen op de balans. De rente wordt toegerekend over de boekwaarde van de bouwgronden in exploitatie per 1 januari van het begrotingsjaar.
Reserves en voorzieningen
  • Het beleid inzake reserves en voorzieningen is opgenomen in de financiële verordening.
  • Bij het opstellen van de Begroting 2020 worden de bestaande reserves en voorzieningen indien nodig geactualiseerd.
  • Conform het rentebeleid vindt geen inflatiecorrectie plaats van de reserves en voorzieningen.
Activa
  • De activa worden geactiveerd en afgeschreven conform het BBV en de financiële verordening.
  • Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan 20.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en onbewerkte terreinen die altijd worden geactiveerd. Bij de bepaling van het bedrag van 20.000 wordt gekeken naar het totaal van de investering en niet naar de prijs per afzonderlijk goed.
Lokale heffingen
  • De tarieven van de onroerendezaakbelasting (OZB), gecorrigeerd voor de waardeontwikkelingen, stijgen niet meer dan het inflatiepercentage van 1,5% per jaar.
  • De tarieven van de afvalstoffen- en de rioolheffing zijn volledig kostendekkend.
  • Bij de bepaling van de mate van kostendekkendheid wordt de BTW in de tarieven van de rioolheffing doorberekend.
  • Bij de bepaling van de mate van kostendekkendheid wordt de BTW in de tarieven van de afvalstoffenheffing doorberekend.
Top